Noë heeft, terwijl zijn ouders bij hem op bezoek waren in Haarlem, opdracht gegeven tot de bouw van een familiekapel.
Onder toezicht van, Jacobus, de hoofdbutler, zijn de bouwvakkers aan het werk gegaan.
Nu opent Noë voor het eerst de deur. "Geweldig", is zijn eerste gedachte.
"Nu de aankleding nog. Misschien een plafondschildering?
Nou dat komt nog wel."
Tevreden sluit hij de deur achter zich, om de kapel later aan zijn ouders en de rest van de familie te laten zien.